Hoe ontwikkelde Amsterdam zich? Wat waren de sociale gevolgen van de groei van Amsterdam in de 19e eeuw?
De nieuwe mogelijkheden tot werk trok een aanzwellende groep immigranten aan. Vooral uit Noord-Holland, maar ook uit Friesland trok men massaal van het platteland naar Amsterdam om er te gaan werken. Niet in de grootschalige industrie, want die was er nog nauweljks, maar in de haven, de bouw, de huishoudelijke diensten. Met andere woorden, de opleving trok veel ongeschoolde arbeiders aan. Die ontwikkeling zou de sociale samenstelling van Amsterdam nog een eeuw lang bepalen. Zo sociaal eenzijdig geplooid als Rotterdam werd Amsterdam niet, doordat er ook een grote vraag naar meer geschoold personeel in de dienstensector en industrie was.
Eerst vestigden deze immigranten zich voornamelijk binnen Singelgracht van de stad: de Jordaan, de Oostelijke en Westelijke Eilanden, het oude Centrum. Maar later gingen zij de nieuwe uitbreidingen in Oost, de Pijp en West bevolken. Hier ontstonden de nieuwe arbeidsbuurten.
De ontwikkeling van nieuwe arbeidsmethoden en machines in de haven, scheepsbouw, woningbouw en ambacht maakten dat vele geschoolde ambachtslieden overbodig werden: ze konden het werk als ongeschoolde arbeiders doen of vertrekken. In hun plaats kwam een grote groep immigranten. De proletariƫrs waren dus samengesteld uit nieuwe en oude arbeiders. Ook met de nieuwe productiemethoden kon specialistisch werk bedreven worden, maar de omschakeling was niet mogelijk voor al de ambachtslieden, die onder heel andere omstandigheden en in loonarbeid moesten gaan werken.
< Migratie en groeiLaatst gewijzigd: 27-12-2024