Er waren grote sociale verschillen in 19e eeuws Amsterdam. Mensen met verschillende sociale achtergronden hebben levenspaden die sterk van elkaar afwijken. Een van de uitkomsten daarvan ligt in een verschillend woon- en verhuisgedrag. Daarnaast hebben mensen verschillende economische mogelijkheden. Rijkere mensen zijn beter in staat dan armere hun huisvesting te realiseren op sterk gewilde plekken. De woonkeuzes die mensen maken kunnen leiden tot sociaal homogene buurten. In andere gevallen staan huizen van rijkeren net om de hoek van de weinig vermogenden, en is de buurt gemengd. De ruimtelijke weerslag van de sociale verschillen noemen we de residentiële segregatie.
Bron: De verbetering der volkshuisvesting te Amsterdam. Amsterdamsche Woningraad, 1913.De sociale veranderingen die met industrialisatie, migratie en verhoging van de levensstandaard kwamen, maakten volgens Amerikaanse onderzoeken meer individualistische levenstrajecten mogelijk. De vorming van sterk sociaal gescheiden wijken zien deze onderzoekers als uiting daar van. Met de industrialisatie en de transportrevolutie waren er mogelijkheden om ver van het werk te wonen. Rijke mensen trokken naar de suburbs waar ze hun eigen villawijken bouwden. Arbeiders bleven achter in vervallen wijken die steeds meer door de middenklasse verlaten werden. Deze keuzes waren natuurlijk ook vormen van sociaal groepsgedrag. Een vraag is of deze Amerikaanse patronen ook in Nederlandse steden te zien zijn. In een aantal onderzoeken ga ik op die vragen in.
Waren de havenarbeiders een groep die in slechte woningen in de oude stad achterbleef, omdat ze te arm waren om naar de nieuwe woningen in de stadsuitbreidingen te verhuizen?
Meer over dit onderzoek...Door de groei van de bevolking in Amsterdam na 1860 verslechterden de bestaande woonomstandigheden sterk. Steeds meer gezinnen moesten genoegen nemen met een kleine woning terwijl die gezinnen in omvang toe waren genomen. Kon het woningbouwbeleid van de sociaal-democraten hier verandering in brengen?
Meer over dit onderzoek...Het onderzoek met deze plaatsgebonden data staat of valt met de mogelijkheid om reeksen door de tijd heen op te zetten. Het overzicht van de buurt- en wijkindeling maakt duidelijk dat er constant veranderingen in de geografische eenheden zijn geweest. Zijn deze eenheden door de tijd heen vergelijkbaar te maken?
Een ander probleem is dat de data in een jaar op wisselende geografische niveaus beschikbaar is. De belastinggegevens voor 1930 hanteren bijvoorbeeld een andere buurtindeling dan de geboorten voor dat jaar. Om de eenheden vergelijkbaar te maken kan men grofweg twee dingen doen: gegevens aggregeren tot een niveau dat alle data gemeenschappelijk hebben of over gaan tot herberekeningen op grond van bepaalde algoritmen. We brengen dan correcties aan voor de verschillen op grond van vroegere of latere gegevens. Ik ben daar huiverig voor want ze introduceren weer nieuwe onzekerheden. In de bewerking van mijn onderzoeksdata heb ik me beperkt tot projecties die dicht bij de historische gegevens blijven. Voor presentatie van gegevens is aggregatie geen slechte strategie, hoewel bepaalde GIS kaarten ook met gedetailleerde gegevens goed leesbaar zijn. Voor de analyse heeft het de voorkeur te beschikken over de gegevens op het laagste niveau.
Laatst gewijzigd: 09-12-2024